1. aar van een (vrouwelijke) maisplant

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mais·kolf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord maiskolf maiskolven
verkleinwoord maiskolfje maiskolfjes

Zelfstandig naamwoord

de maiskolfv / m

  1. (plantkunde) (landbouw) (voeding) aar van een (vrouwelijke) maisplant, met de voor mensen eetbare zaden, de maiskorrels
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen