maffen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: maffen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈmɑfə(n) / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈmɑfə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈmɑfə(n)/
Woordafbreking
- maf·fen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘slapen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1899 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
maffen |
mafte |
gemaft |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
maffen
- inergatief (informeel) in toestand verkeren waarbij de ademhaling dieper en trager verloopt, en de hartslag trager, en er minder energie wordt gebruikt
- Hij is gister uit geweest en nu ligt hij nog te maffen.
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord maffen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "maffen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ "maffen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be