Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Madonna
1. beeld van Maria als moeder met het kindje Jezus

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·don·na
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘de Heilige Maagd’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • van Madonna
enkelvoud meervoud
naamwoord madonna madonna's
verkleinwoord madonnaatje madonnaatjes

Zelfstandig naamwoord

de madonnav

  1. (religie) (kunst) beeld of afbeelding van Maria als moeder met het kindje Jezus
    • Het westelijke schild vertoont - niet duidelijk te onderscheiden - een zittende madonna met een heilige, knielend met gevouwen handen. [2]
  2. (figuurlijk) vrouw die kuis leeft
    • Ik denk omdat ons ondeugende carnavalsprinsje vrouwen die niet passen in het christelijke madonna/hoer-patroon doodeng vindt en hen voorheen misschien zelfs wel als verwerpelijk zag. [3]
  3. (figuurlijk) vrouw of meisje met een uitstraling van zuiverheid
    • Quaerts ziet in Cecile een wezen van hoger orde, een madonna, die hij slechts platonisch kan en wil liefhebben, terwijl Cecile hem gewoon menselijk met lichaam en ziel bemint. [4]

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen