maartnacht
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: maartnacht (hulp, bestand)
Woordafbreking
- maart·nacht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van maart zn en nacht zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | maartnacht | maartnachten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de maartnacht m
- een van de nachten in de maand maart
- ▸ Extreem koude maartnacht: Afgelopen nacht was het extreem koud voor de tijd van het jaar. Het is half maart nog nooit zo koud geweest in Nederland.[1]
Synoniemen
- januarinacht, februarinacht, aprilnacht, meinacht, juninacht, julinacht, augustusnacht, septembernacht, oktobernacht, novembernacht, decembernacht
Hyperoniemen
Gangbaarheid
- Het woord maartnacht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Extreem koude maartnacht” (Woensdag 13 maart 2013), NOS