1. grond bestemd voor de teelt van maïs

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • maïs·ak·ker, ma·is·ak·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord maïsakker maïsakkers
verkleinwoord maïsakkertje maïsakkertjes

Zelfstandig naamwoord

het maïsakkero

  1. (landbouw) grond bestemd voor de teelt van maïs
Synoniemen
Hyperoniemen
  • maïsveld (een maïsveld is een maïsakker waar de maïsplanten zichtbaar zijn)

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen