Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • luis·tert

Werkwoord

vervoeging van
luisteren

luistert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van luisteren
    • Jij luistert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van luisteren
    • Hij luistert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van luisteren
    • Luistert! 

Gangbaarheid