Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lucht·vaar·tuig
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord luchtvaartuig luchtvaartuigen
verkleinwoord luchtvaartuigje luchtvaartuigjes

Zelfstandig naamwoord

het luchtvaartuigo

  1. een voertuig in staat om te vliegen.
    • Het luchtvaartuig werd als onbemand vliegtuig bestuurd. 
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be