Nederlands

 
luchthavengebouw
Uitspraak
Woordafbreking
  • lucht·ha·ven·ge·bouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord luchthavengebouw luchthavengebouwen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het luchthavengebouwo

  1. het gebouw van een luchthaven waarin o.a. de aankomst- en vertrekhal en de verkeerstoren gesitueerd zijn
     "De hygiënische toestand (ziektes als schurft, luizen, tbc en malaria) van enkele daklozen vormt een permanente en onverantwoorde bedreiging voor de openbare gezondheid in het luchthavengebouw."[1]
     Een Libisch televisiestation, dat nauwe banden heeft met de groep, liet vandaag een verklaring zien dat de gewapende militanten volledige controle hebben over het vliegveld. Op sociale media circuleren foto's van de strijders die vieren dat ze in de buurt van het luchthavengebouw staan.[2]
Meroniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Politie Zaventem vernietigend over veiligheid op de luchthaven” (30-03-2016), NOS
  2.   Weblink bron “Vliegveld Tripoli overgenomen” (23-08-2014), NOS