Nederlands

 
luchtdoelgeschut
Uitspraak
Woordafbreking
  • lucht·doel·ge·schut
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord luchtdoelgeschut
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het luchtdoelgeschuto

  1. (militair) wapen waarmee men op vliegtuigen en raketten kan schieten
     Maar in Dordrecht kon zo'n zaak een klein type luchtdoelgeschut leveren, uit de tweede wereldoorlog nog, compleet met - weliswaar een beperkte hoeveelheid - munitie.[1]
     De partijen bestookten elkaar met granaatwerpers en luchtdoelgeschut. Een lid van de Tobu-stam klaagde dat de leefomstandigheden van zijn volk nog slechter zijn dan onder dictator Kadhafi.[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij  , ISBN 9789023479925
  2.   Weblink bron “Stammenstrijd in Libië” (14-02-2012), NOS