luchtbewoners
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: luchtbewoners (hulp, bestand)
- IPA: / ˈlʏx(t)bəˌwonərs / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- lucht·be·wo·ners
Woordherkomst en -opbouw
- luchtbewoner met uitgang -s
Zelfstandig naamwoord
de luchtbewoners mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord luchtbewoner
- Vroeger zou hij het schieten op onschuldige vogels gemeen hebben gevonden, maar de laatste weken had hij zelf, gedreven door de honger, al heel wat gevederde luchtbewoners gevangen en naar zijn moeder gebracht voor de pot. [1]
Gangbaarheid
- Het woord 'luchtbewoners' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Prins, P."Toen Haarlem in nood was" strip 68 in: Nederlands Dagblad jrg. 37 nr. 8768 (11 juli 1981); p. 4 kol. 1; geraadpleegd 2018-09-21