Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • los·zit

Werkwoord

vervoeging van
loszitten

loszit

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van loszitten
    • ... dat ik loszit. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van loszitten
    • ... dat jij loszit. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van loszitten
    • ... dat hij loszit.