Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • los·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord losdag losdagen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de losdagm

  1. de periode die nodig is om de lading uit een schip te halen
  2. een dag waarop men een schip lost
Vertalingen

Gangbaarheid

53 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen