Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • loop naakt
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
naaktlopen

loop (...) naakt

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naaktlopen
    • Ik loop naakt. 
  2. gebiedende wijs van naaktlopen
    • Loop naakt! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naaktlopen
    • Loop je naakt? 

Gangbaarheid