Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • loon
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vergoeding’ voor het eerst aangetroffen in 1080 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord loon lonen
verkleinwoord loontje loontjes

Zelfstandig naamwoord

het loono

  1. (economie) financiële vergoeding voor geleverde arbeid
  2. (figuurlijk) beloning
  3. (figuurlijk) straf
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
lonen

loon

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lonen
    • Ik loon. 
  2. gebiedende wijs van lonen
    • Loon! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lonen
    • Loon je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen