Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • loens·te

Bijvoeglijk naamwoord

loenste

  1. verbogen vorm van de overtreffende trap van loens

Werkwoord

vervoeging van
loensen

loenste

  1. enkelvoud verleden tijd van loensen
    • Ik loenste. 
    • Jij loenste. 
    • Hij, zij, het loenste.