Nederlands

 
lijnbus
Uitspraak
Woordafbreking
  • lijn·bus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lijnbus lijnbussen
verkleinwoord lijnbusje lijnbusjes

Zelfstandig naamwoord

de lijnbusm

  1. een bus die gebruikt kan worden voor het vervullen van een busdienst voor openbaar vervoer
    • Het wegdek is momenteel spiegelglad op veel delen in Hengelo. Door een ongeval tussen een personenauto en een lijnbus op de Hasselerbaan staat het verkeer voor een groot gedeelte muurvast.[1] 
    • Een experiment met een zelfrijdende bus in Wageningen, die zou rijden tussen de universiteit en het station, ging ook niet goed. De busjes mogen de campus niet af. Op afgesloten tracés kunnen zelfrijdende voertuigen zich al aardig redden. Voordat de jakkerende lijnbus vervangen is door een autonome zijn we tientallen jaren verder, verwacht Martens.[2] 
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tubantia Michel van Ballegooij 11-DECEMBER-2017
  2. Volkskrant Jurre Van den Berg 21 september 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be