Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·ver uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitleveren

lever uit

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitleveren
    • Ik lever uit. 
  2. gebiedende wijs van uitleveren
    • Lever uit! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitleveren
    • Lever je uit? 


Gangbaarheid