levensmiddelenvoorraadje

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·vens·mid·de·len·voor·raad·je
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het levensmiddelenvoorraadjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord levensmiddelenvoorraad
     De meeste huisvrouwen vinden het een prettig idee thuis een levensmiddelenvoorraadje achter de hand te hebben.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Waar en hoe zal ik het bewaren in: Midden-Limburg, jrg. 39 nr. 44 (23 mei 1959), p. 2 kol. 5