Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·vens·duur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord levensduur -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de levensduurm

  1. de tijd dat iets of iemand in leven is of functioneert
    • De levensduur daarvan kan best verlengd worden. 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be