lente

Lente geschilderd door Giuseppe Arcimboldo

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  lente    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈlɛntə / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• len·te

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘voorjaar’ voor het eerst aangetroffen in 1050
• erfwoord van Middelnederlands lentin,dat kan teruggaan op Protogermaans *langa-tina- "lange dagen" of *langat-īn- "verlenging"

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	lente	lentes
verkleinwoord	lentetje	lentetjes

Zelfstandig naamwoord

de lente v / m

1. (meteorologie) eerste jaargetijde, één van de vier seizoenen

   • In de lente worden de dagen steeds langer. 

   ▸ De lente, die ik maanden geleden in de hete woestijn had meegemaakt, begon nu pas in de bergen.

   ▸ Pierewiet. Pierewiet. Het lied met pierewiet gaat over een merel in de lente. Dat mag best, nu de lente in het jasje van de herfst is gaan wonen. Samuel heeft geregeld muziektherapie en voor woorden als pierewiet, zeker bij herhaling uitgesproken, kun je hem wakker maken. Mooie, grappige klank. De herhaling van de ie, de rollende r. Hij lacht uitbundig bij een gezongen pierewiet. Nog een keer, dat refrein. En nog eens.

Synoniemen

• lentetijd, voorjaar

Antoniemen

• herfst

Verwante begrippen

• winter, zomer
• jaardeel, jaargetijde, jeugd, overvloed, seizoen

Afgeleide begrippen

   

lente-evening lente-ui lenteachtig lenteakkoord lentebock lentebode lenteboter lentecollectie lentedag lentefeest lentegroen lenteklokje lentekriebels lentelied lentelucht lentemaand lentenachtevening lenteoffensief lentepunt lenteroos lentestorm lenteteken lente-uitverkoop lentevlucht lenteweder lenteweer lenteweertje lentezon lentezonnetje

	lente	voorjaar	zomer	herfst	najaar	winter
ochtend morgen	lenteochtend lentemorgen	voorjaarsochtend voorjaarsmorgen	zomerochtend zomermorgen	herfstochtend herfstmorgen	najaarsochtend najaarsmorgen	winterochtend wintermorgen
middag	lentemiddag	voorjaarsmiddag	zomermiddag	herfstmiddag	najaarsmiddag	wintermiddag
avond	lenteavond	voorjaarsavond	zomeravond	herfstavond	najaarsavond	winteravond
nacht	lentenacht	voorjaarsnacht	zomernacht	herfstnacht	najaarsnacht	winternacht

Anagrammen

• netel, telen

Spreekwoorden

• Een nieuwe lente, een nieuw geluid (uit het gedicht mei van Herman Gorter)
• Een zwaluw maakt de lente niet
• (...) lentes tellen
  • Zoveel jaar oud zijn.

Vertalingen

    1. seizoen   

Afrikaans: lente (af) Albanees: pranverë (sq) Arabisch: الربيع (ar) (ar-ra'abīʿ) Aragonees: primabera (an) Armeens: գարուն (hy) (karun) Asturisch: primavera (ast) Azeri: yaz (az); bahar (az) Baskisch: udaberri (eu) Bosnisch: proljeće (bs) Bretons: nevezamzer (br) Bulgaars: пролет (bg) (prolet) Catalaans: primavera (ca) Chinees: 春天 (zh) (chūntiān) Deens: forår (da); vår (da) Duits: Frühling (de) m Engels: spring (en) Esperanto: printempo (eo) Estisch: kevad (et) Faeröers: vár (fo) Fins: kevät (fi) Frans: printemps (fr) m Fries: maitiid (fy) Galicisch: primavera (gl) Georgisch: გაზაფხული (ka) (gazapkhili) Grieks: άνοιξη (el) (ánixi) Guarani: arapoty (gn) Gujarati: વસંતૠતુ (gu) (vasantar̥̄tu) Hebreeuws: אביב (he) (aviv) Hindi: वसंत (hi) (vasanta); बसंत (hi) (basanta) Hongaars: tavasz (hu) Iers: earrach (ga) IJslands: vor (is) Indonesisch: musim bunga (id); musim semi (id) Interlingua: primavera (ia) Italiaans: primavera (it) v Japans: 春 (ja) (はる, haru) Jiddisch: פרילינג (yi) (fríling) Koerdisch: bihar (ku) Koreaans: 봄 (ko) Kroatisch: proljeće (hr) Ladino: aisciöda Latijn: ver (la) Lets: pavasaris (lv) m Limburgs: vreugjaor (li); veurjaor (li); lente (li) Lingala: eleco ya mbula (ln)

Litouws: pavasaris (lt) Malagasy: loha (mg) Maleis: musim bunga (ms) Maltees: rebbiegħa (mt) Mantsjoe: niyengniyeri Maori: aroaromahana (mi) Marathi: वसंतऋतु (mr) (vasantar̥tu) Moksja: tunda Mongools: хавар (mn) (chawar) Navajo: dąądą́ą́' Noordelijk Sami: giđđa Noors: vår (no) Occitaans: prima (oc) Oekraïens: весна (uk) Oppersorbisch: nalěćo (hsb) Oudgrieks: έαρ (éar) Papiaments: primavera Perzisch: بهار (fa) (behār) Pools: wiosna (pl) v Portugees: primavera (pt) Punjabi: ਵਸੰਤ (pa) (vasãta) Quechua: chirawmit'a (qu); pawcarmit'a (qu) Reto-Romaans: primavaira (rm) Roemeens: primăvară (ro) Russisch: весна (ru) (wesná) Samoaans: tau e fuga mai ai lā'au (sm) Sanskriet: कुसुमाकरः (sa) (kusumākaraḥ) Sardisch: beranu (sc) m Schots-Gaelisch: Earrach (gd) m Servisch: пролеће (sr) / proleće (sr) Sloveens: pomlád (sl); vígred (sl) Slowaaks: jar (sk) Somalisch: gu' (so) Spaans: primavera (es) Thai: สปริง (th), ฤดูใบไม้ผลิ (th) Tsjechisch: jaro (cs) Tsjetsjeens: bcästee Turkmeens: bahar (tk) Turks: ilkbahar (tr); bahar (tr); ilkyaz (tr) Welsh: gwanwyn (cy) Wit-Russisch: вясна (be) (viasna) Zoeloe: intwasahlobo (zu) Zweeds: vår (sv) g

Gangbaarheid

• Het woord lente staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lente" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Frans

Bijvoeglijk naamwoord

lente

1. vrouwelijk enkelvoud van lent

Spaans

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Woordafbreking

• len·te

enkelvoud	meervoud
lente	lentes

Zelfstandig naamwoord

lente m / v

1. bril
2. lens