lejet
Deens
Woordafbreking
- le·jet
Naar frequentie | 5803 |
---|
Bijvoeglijk naamwoord
- bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van lejet
lejet, mv
- onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van lejet
- «Familie fandt skjulte kameraer i lejet sommerhus»
- Familie vond verborgen camera's in een gehuurd huisje
- «Familie fandt skjulte kameraer i lejet sommerhus»
Werkwoord
lejet
- verleden tijd van leje
Zelfstandig naamwoord
lejet, o
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van leje