Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lei·sel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord leisel leisels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het leiselo

  1. (paardrijden) een aantal paarden die verbonden door touwen kop aan staart lopen

Gangbaarheid

32 % van de Nederlanders;
28 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen