Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·ger·af·de·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord legerafdeling legerafdelingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de legerafdelingv [1]

  1. (militair) een deel van een leger dat zelfstandig kan opereren
     Nadat koning Escariano als vooruitziend en voorzichtig man orde op zaken had gesteld en het rijk aan betrouwbare regenten had toevertrouwd, schouwde hij alle legerafdelingen, zowel die van de ruiterij als het voetvolk, hoewel van deze laatste hiervoor geen precieze gegevens werden opgegeven; daarna gaf hij opdracht zich voor vertrek op een bepaalde dag klaar te houden.[2]
     Zij ging, met Adriana de Mila, (wier gedragin dit alles onduidelijk is) terug naarRome, onder escortenotabene van een Franse legerafdeling die zij `toevallig' halverwege tegen, kwam.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Joanot Martorell en Martí Joan de Galba
    “Tirant lo Blanc” (1987), Schocken, ISBN 0805238999
  3. “De tuinen van Bomarzo” (1968), Em. Querido's Uitgeverij  , ISBN 9789021433585