leg op
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- leg op
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
opleggen |
leg op
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opleggen
- Ik leg op.
- gebiedende wijs van opleggen
- Leg op!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opleggen
- Leg je op?
Gangbaarheid
- Het woord leg op staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.