leeuwenaandeel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: leeuwenaandeel (hulp, bestand)
- IPA: / ˈlewə(n)ˌandel / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- leeu·wen·aan·deel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van leeuw zn en aandeel zn met het invoegsel -en- , een verwijzing naar een fabel van de Oudgriekse dichter Aesopus : De leeuw, de ezel en de vos [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | leeuwenaandeel | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het leeuwenaandeel o
- (figuurlijk) veruit grootste part van een verdeling, voornaamste deel
- ▸ De handelsbalans tussen de beide landen in het afgelopen jaar is opgelopen tot ruim 1,2 miljard dollar. De Nederlandse uitvoer naar Turkije vormt het leeuwenaandeel: 750 miljoen dollar.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord leeuwenaandeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Lubbers bezoekt bedrijfsleven in Turkije” (17 mei 1993) op nrc.nl