leefloner
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- leef·lo·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | leefloner | leefloners |
verkleinwoord | leeflonertje | leeflonertjes |
Zelfstandig naamwoord
de leefloner m
- iemand die van een leefloon moet rondkomen
- ▸ Vlaanderen telt vandaag meer dan 40.000 leefloners, waarvan er 22,5 procent na een jaar werk hebben gevonden. De Vlaamse regering wil dat cijfer omhoog en schakelt daarvoor de gemeenten in. Lokale besturen kunnen premies krijgen als ze het goed doen. ‘We moeten af van het idee dat werken een straf is’, zegt minister van Binnenlands Bestuur Bart Somers (Open VLD). Lees meer[1]
Gangbaarheid
- Het woord leefloner staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Wrakingsverzoek in proces-Van Langenhove en Alderweireld naar politie na haatberichten” (08/05/2023), De Standaard