lazen af
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- la·zen af
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aflezen |
lazen (…) af
- meervoud verleden tijd van aflezen
- Wij lazen af.
- Jullie lazen af.
- Zij lazen af.
- Wij lazen af.
Gangbaarheid
- Het woord lazen af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.