Nederlands

 
Europese lork (Larix decidua)
Uitspraak
Woordafbreking
  • la·riks
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lariks lariksen
verkleinwoord lariksje lariksjes

Zelfstandig naamwoord

de lariksm

  1. (coniferen) benaming voor naaldbomen uit het geslacht Larix  , die in de winter hun naalden laten vallen
    • Het exemplaar in Wageningen maakt deel uit van een groeiend netwerk van twitterende bomen. In België zijn al een eik, een esdoorn en een beuk te volgen. In Duitsland zit een grove den elke dag online. Binnenkort gaan een lariks in Zwitserland en naaldbomen in Spanje meedoen. [4] 
    • Met enige verbazing las ik in de krant van 5 december dat in de herfst de bladeren van de lariks geel worden. Voor zover mij bekend, is de lariks een naaldboom en naaldbomen hebben als kenmerk geen bladeren maar naalden te hebben. [5]  
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen