Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lap·zalft
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
lapzalven

lapzalft

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lapzalven
    • Jij lapzalft. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lapzalven
    • Hij lapzalft. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van lapzalven
    • Lapzalft!