Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • la·gen

Werkwoord

vervoeging van
liggen

lagen

  1. meervoud verleden tijd van liggen
    • Wij lagen. 
    • Jullie lagen. 
    • Zij lagen. 
     In een urinoir kan het ook soms moeilijk zijn om met iemand naast je te plassen. Hier was het nog lastiger omdat er twee mensen naast mij lagen, waarvan één tot overmaat van ramp de enige aanwezige vrouw was.[1]

Zelfstandig naamwoord

de lagenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord laag

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Deens

Woordafbreking
  • la·gen

Zelfstandig naamwoord

lagen, g

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van lage