laagstam
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- laag·stam
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | laagstam | laagstammen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de laagstam m
- een fruitboom met een lage stam zodat de vruchten makkelijker te plukken zijn
- Het noodweer van vorige week heeft geen grote schade veroorzaakt. De meeste kersenbomen hebben die goed doorstaan, zegt Frederik Bunt uit Slijk-Ewijk, bestuurder van de Nederlandse Fruittelers Organisatie (NFO). Dat komt volgens hem doordat professionele telers tegenwoordig hun laagstam kersenbomen overkappen. [2]
- „Bomen met de kruin hoger dan ooghoogte. Je hebt een opstapje nodig om het fruit te plukken. De professionele telers zijn in de loop der jaren overgegaan op laagstam. Dat is gemakkelijker oogsten. Maar voor de biodiversiteit in de natuur zijn wij weer teruggegaan naar hoogstam.” ” [3]
Antoniemen
Vertalingen
1. een fruitboom met een lage stam zodat de vruchten makkelijker te plukken zijn
Gangbaarheid
- Het woord laagstam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "laagstam" herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 05-06-18 De eerste kersen komen eraan: zoet en betaalbaar
- ↑ NRC 23 juni 2016 ‘Met Leon van de Moosdijk’
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be