löss
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- löss
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘leemsoort’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | löss | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (geologie) een vruchtbare leem soort met een korrelgrootte die tussen die van klei en zand in zit
- De löss in Noordwest-Europa dateert uit het Saalien en het laatste gedeelte van het Weichsel-glaciaal. In het Weichselien stond de Noordzee droog. Het sediment op de zeebodem vormde de bron van de lössafzettingen. Het lichte materiaal werd door de wind aangevoerd en heeft zich afgezet in een brede zone van Belgisch- en Nederlands-Limburg via Duitsland tot diep in Polen, Roemenië en Oostenrijk.
Synoniemen
Vertalingen
1.(geologie) een vruchtbare leem soort met een korrelgrootte die tussen die van klei en zand in zit
Gangbaarheid
- Het woord löss staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "löss" herkend door:
66 % | van de Nederlanders; |
31 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "löss" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be