Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kwet·sing
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kwetsing kwetsingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kwetsingv

  1. het kwetsen
    • Want het feit is des te gruwelijker en verdient dan ook des te zwaarder straf, naarmate de persoon belangrijker is tegen wie het bedreven en die daardoor beledigd wordt. Het komt dus Eén, Die hoogst barmhartig is, wel toe dat Hij niet Zijn uiterste recht vordert, zonder kwetsing nochtans van Zijn rechtvaardigheid, welke in God ook op het hoogst aanwezig is, niet minder dan Zijn barmhartigheid. [3] 
  2. iets dat iemand beschadigt, pijn doet of beledigt
    • De belangrijkste reden waarom een ‘schone breuk’ (‘ik wil van je scheiden, ik hou niet meer van jou’) zo moeilijk is, heeft te maken met de ernst van de kwetsing: niets is zo vernederend dan de mededeling dat je door je geliefde uit zijn leven wordt geschrapt. Om dit te kunnen opbrengen moet je wel de ‘klootzak’ in jezelf oproepen. [4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

77 % van de Nederlanders;
51 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen