Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kruis·ver·koop
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kruisverkoop kruisverkopen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kruisverkoopm

  1. (handel) het verkopen van product(en) die het eerst gekozene product zouden aanvullen
    • Ik kwam kruisverkoop tegen toen ik een broodje bestelde en de verkoopster vroeg of ik er ook iets te drinken bij wilde 
Synoniemen

Gangbaarheid