Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kruis·jas
enkelvoud meervoud
naamwoord kruisjas kruisjassen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de kruisjasv / m

  1. (spel) kaartspel

Werkwoord

vervoeging van
kruisjassen

kruisjas

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kruisjassen
    • Ik kruisjas. 
  2. gebiedende wijs van kruisjassen
    • Kruisjas! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kruisjassen
    • Kruisjas je? 

Gangbaarheid