Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kre·diet·vraag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kredietvraag kredietvragen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kredietvraagv / m

  1. (financieel) de behoefte aan leningen door bedrijven en particulieren
     "Het economische herstel zet zich door en dat zie je in de kredietvraag van ondernemingen, maar ook in het aantal hypotheken. Uiteraard moeten we de oplopende coronabesmettingen in de gaten houden", zegt Robert Swaak, directeur van ABN Amro.[2]
  2. (financieel) verzoek om een lening
     Voor een schoenenwinkel elders werkt het niet. De winkel kampt al een tijd met dalende omzet, onder meer door de concurrentie van webwinkels. De hardwerkende ondernemer houdt er jaarlijks een inkomen van 15.000 euro aan over. "Deze klant haalt het sowieso niet, coronacrisis of niet. De zaak is niet gezond, er is geen terugbetalingscapaciteit en dus is zijn kredietvraag afgewezen."[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “ABN Amro boekt weer winst, en meer dan verwacht” (Woensdag 10 november 2021, 07:53), NOS
  3.   Weblink bron “Niet alle bedrijven overleven de coronacrisis, ondanks alle steun en hulp” (Dinsdag 28 april 2020, 19:12), NOS