krantenlezer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kran·ten·le·zer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | krantenlezer | krantenlezers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de krantenlezer m
- iemand die (regelmatig) een krant leest
- ▸ Blijkbaar had zijn gewoonte om de horizon af te speuren naar verdachte objecten hem ook tot een oplettend krantenlezer gemaakt.[2]
- ▸ Nu is het Netflix die de vlucht volgt, in die tijd waren het journalisten die werden meegevraagd. "Met als achterliggend doel de gedachte dat de krantenlezer zou zien wat dat vliegtuig voor hem in de toekomst zou kunnen gaan betekenen."[3]
Vertalingen
1. iemand die (regelmatig) een krant leest
Gangbaarheid
- Het woord krantenlezer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Henning Mankell (vert.Clementine Luijten)“Italiaanse schoenen” (2011), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044521832
- ↑ Weblink bron Ivo Landman“Eerste 'echte' toeristische ruimtevlucht van start, hoe historisch is Inspiration4?” (15-09-2021), NOS