krabbelde neer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- krab·bel·de neer
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
neerkrabbelen |
krabbelde neer
- enkelvoud verleden tijd van neerkrabbelen
- Ik krabbelde neer.
- Jij krabbelde neer.
- Hij, zij, het krabbelde neer.
- Ik krabbelde neer.
Gangbaarheid
- Het woord krabbelde neer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.