Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kort·te in
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
inkorten

kortte in

  1. enkelvoud verleden tijd van inkorten
    • Ik kortte in. 
    • Jij kortte in. 
    • Hij, zij, het kortte in. 


Gangbaarheid