Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kor·relt

Werkwoord

vervoeging van
korrelen

korrelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van korrelen
    • Jij korrelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van korrelen
    • Hij korrelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van korrelen
    • Korrelt!