Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kop·pelt los
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
loskoppelen

koppelt los

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van loskoppelen
    • Jij koppelt los. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van loskoppelen
    • Hij koppelt los. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van loskoppelen
    • Koppelt los! 


Gangbaarheid