kopal
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ko·pal
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘harssoort’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1608 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kopal | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (plantkunde) barnsteenkleurige halfgefossiliseerde harssoort, waarvan vernissen, plastics e.d. gemaakt worden
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord kopal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kopal" herkend door:
21 % | van de Nederlanders; |
17 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "kopal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kopal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /kɔpal/
Woordafbreking
- ko·pal
Werkwoord
kopal