Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • koor·lei·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koorleider koorleiders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de koorleiderm

  1. (muziek) dirigent van een van een groep mensen die samen zingen
    • Weber identificeerde 49 priesters en leraren die schuldig waren aan mishandeling en misbruik. In het rapport krijgen de huidige kardinaal en voormalig bisschop van Regensburg Gerhard Ludwig Müller en de voormalig koorleider Georg Ratzinger (broer van emeritus paus Benedictus) felle kritiek.[2] 
    • De Concertgebouw Prijs gaat dit keer naar Sir John Eliot Gardiner. De Engelse dirigent en koorleider krijgt de onderscheiding half januari aangeboden tijdens een galadiner. Gardiner verdient de prijs wegens de belangrijke bijdrage die hij lange tijd heeft geleverd aan het artistieke profiel van de Amsterdamse concertzaal, meldt het Concertgebouw.[3] 
  2. (toneel) voornaamste woordvoerder binnen de groep spelers die in een klassiek drama vooral commentaar uitspreken op de gebeurtenissen in het stuk
     We weten wel dat de Griekse tragedie naar alle waarschijnlijkheid ontstaan is doordat in de zesde eeuw de koorleider los van zijn koor begon op te treden en er zich een dialoog tussen hem en de groep kon ontwikkelen, waarna langzamerhand een tweede acteur erbij begon te komen zodat de rol van het koor werd teruggedrongen.[4]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 18 jul. 2017 Ruim 500 koorknapen mishandeld en misbruikt
  3. de Telegraaf 14 sep. 2015 Concertgebouw Prijs naar John Eliot Gardiner
  4.   Weblink bron
    D.M. Schenkeveld
    Sophocles, de toneeldichter in: Bzzlletin., jrg. 17 nr. 154 (maart 1988), BZZTôh, Den Haag, p. 27 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren  
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be