Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • koord·dans

Werkwoord

vervoeging van
koorddansen

koorddans

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koorddansen
    • Ik koorddans. 
  2. gebiedende wijs van koorddansen
    • Koorddans! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koorddansen
    • Koorddans je?