Nederlands

 
1. Een koolschaaf uit de eerste helft van de 20e eeuw.
Uitspraak
Woordafbreking
  • kool·schaaf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koolschaaf koolschaven
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de koolschaafv / m

  1. (kookkunst) (gereedschap) toestel met meerdere messen om kool in reepjes te snijden
     In de etalage van Mulders kookwinkel aan de Gedempte Nieuwe Sloot in Alkmaar hangt een koolschaaf. Een houten plank met opstaande randen en drie stalen messen halverwege, schuin geplaatst onder dezelfde hoek als de scherpe onderkant van de mensvriendelijke guillotine.[2]
Hyponiemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Wouter Klootwijk
    “Koolschaaf not made in China” (19 september 2008) op nrc.nl