Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ko·len·schop
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kolenschop kolenschoppen
verkleinwoord kolenschopje kolenschopjes

Zelfstandig naamwoord

de kolenschopv / m

  1. een schep om kolen mee te scheppen
    • Tegenwoordig zijn er nog maar weinig mensen die weten hoe een kolenschop er uitziet. 
    • Hij heeft handen als kolenschoppen. 
Vertalingen

Gangbaarheid