Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: kökekøke


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ko·ke

Werkwoord

koke

vervoeging van
koken

koke

  1. aanvoegende wijs van koken


Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • ko·ke

Werkwoord

koke

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd gebiedende wijs bedrijvende vorm van koken
  2. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van koken
  3. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs I bedrijvende vorm van koken
  4. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van koken
Schrijfwijzen
  1. kok


Fries

Uitspraak
enkelvoud meervoud
naamwoord koke kokes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

koke o

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord ko


Middelnederduits

Uitspraak
  • [A] IPA: /kʏœkə/
  • [B] IPA: /koːkə/
Woordherkomst en -opbouw
  • [A] Afgeleid van het Latijnse coquina
  • [B] Afgeleid van het Oudsaksische *kōko

Zelfstandig naamwoord

koke v [A]

  1. keuken; een plaats waar gekookt wordt, ruimte waarin mensen hun voedsel bereiden
Schrijfwijzen

Zelfstandig naamwoord

koke [B]

  1. (voeding) koek; een baksel uit de oven met als belangrijkste ingrediënt deeg
Schrijfwijzen


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • ko·ke
Naar frequentie 8756
vervoeging
onbepaalde wijs koke
tegenwoordige tijd koker
verleden tijd kokte
voltooid
deelwoord
kokt
onvoltooid
deelwoord
kokende
lijdende vorm kokes
gebiedende wijs kok
vervoegingsklasse Klasse 2 zwak
opmerking

Werkwoord

koke

  1. overgankelijk, (kookkunst) bereiden, een maaltijd of een schotel bereiden, eten bereiden, klaarmaken, koken, kokkerellen, prepareren, toebereiden
  2. overgankelijk, (figuurlijk) gaar koken, koken, zieden
  3. onovergankelijk, (kookkunst) aan de kook brengen, aan de kook raken, gaar koken, garen
  4. onovergankelijk, (kookkunst) borrelen, de kookpunt bereiken, doen koken, op het kookpunt zijn, putteren, zieden
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [2]: koke av sinne
koken van woede
over je theewater zijn
zieden van toorn
[A]+[B] enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   koke     m: koken
v: koka  
  koker     kokene  
genitief   kokes     m: kokens
v: kokas  
  kokers     kokene  

Zelfstandig naamwoord

[A] koke, m / v

  1. (kookkunst) partij die in een keer gekookt kan worden
Schrijfwijzen
Synoniemen

Zelfstandig naamwoord

[B] koke, m / v

  1. (economie) kokerij
Synoniemen
Hyperoniemen


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • ko·ke
vervoeging
onbepaalde wijs koke
koka
koke
koka
tegenwoordige tijd kokar
koker
koker
verleden tijd koka kokte
voltooid
deelwoord
koka kokt
onvoltooid
deelwoord
kokande kokande
lijdende vorm kokast kokast
gebiedende wijs kok
koka
koke
kok
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak

Klasse 3 zwak

Klasse 2 zwak
opmerking optioneel optioneel

Werkwoord

koke

  1. overgankelijk, (kookkunst) bereiden, een maaltijd of een schotel bereiden, eten bereiden, klaarmaken, koken, kokkerellen, prepareren, toebereiden
  2. overgankelijk, (figuurlijk) gaar koken, koken, zieden
  3. onovergankelijk, (kookkunst) aan de kook brengen, aan de kook raken, gaar koken, garen
  4. onovergankelijk, (kookkunst) borrelen, de kookpunt bereiken, doen koken, op het kookpunt zijn, putteren, zieden
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [2]: koke (over) av sinne
koken van woede
over je theewater zijn
zieden van toorn
[A]+[B] enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   koke     koka     koker     kokene  

Zelfstandig naamwoord

[A] koke, v

  1. (kookkunst) partij die in een keer gekookt kan worden
Synoniemen

Zelfstandig naamwoord

[B] koke, v

  1. (economie) kokerij
Synoniemen
Hyperoniemen