Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • koes·ter·kof·fer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koesterkoffer koesterkoffers
verkleinwoord koesterkoffertje koesterkoffertjes

Zelfstandig naamwoord

de koesterkofferm

  1. een koffer waarin foto's en objecten geplaatst zijn om steun te geven bij verlies van een jong kind
    • Het gezin vond veel troost met hun koesterkoffer. 

Gangbaarheid