Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • koel·huis·bo·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koelhuisboter koelhuisboters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de koelhuisboterv / m

  1. (voeding) boter die langdurig in koelhuizen werd bewaard en daarom geen roomboter mocht heten
Synoniemen

Meer informatie