Nederlands

Woordafbreking
  • koek·wou·zen
Woordherkomst en -opbouw
  • Mogelijk een verbalisering van koekwous ("slappeling, sufferd")
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
koekwouzen
koekwousde
gekoekwousd
zwak -d volledig

Werkwoord

koekwouzen

  1. inergatief informeel wat praten, babbelen, kletsen [2]
Opmerkingen
  • Geen woord in de standaardtaal, vooral gangbaar in en rond Den Haag.[1][2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Honderd jaar stadstaal, J.Kruijsen en N. van der Sijs, 1999
  2. Haags, mijnwoordenboek.nl